De vrijheid die ik heb om beelden te maken precies zoals ik dat wil, bevalt mij goed. Eigenlijk weet ik nooit precies wat ik ga doen of wat ik doe. Elke keer neem ik de ruimte en kies een richting die mijn gevoel aangeeft. Soms is er een vertrekpunt zoals een tekst, een gebeurtenis, een verhaal of een voorwerp. Soms ook niet. Regelmatig knipoog ik naar de kunstgeschiedenis. Dan ga ik uit van een bestaand kunstwerk of een gebruiksvoorwerp en stel de vraag of het erg is als ik er een betekenis aan geef of de bestaande betekenis verander. Een duidelijk antwoord krijg ik zelden maar meestal vinden die werken het wel goed. Het oorspronkelijke beeld laat ik geheel of gedeeltelijk verdwijnen afhankelijk van hoe noodzakelijk het verdwijnen nodig is om tot een goed nieuw beeld te komen.
Het is wel zaak om rekening te houden met de nieuwe context waarin het voorwerp geplaatst wordt. Nieuwe beelden moeten kloppen. Je moet vat krijgen op een beeld, als maker tijdens het maakproces maar ook als beschouwer op het moment dat je het beeld voor het eerst ziet. Als je moeite moet doen om grip te krijgen op een beeld van mij, dan is het goed, als je denkt “Wat is dit nou weer?” of “Oh, nee, dit vind ik niks”. Als je een beeld meteen te pakken hebt dus ineens teveel grip krijgt, dan heb ik mijn werk niet goed gedaan.
Ik week als het ware bestaande beelden los uit hun omgeving, ik bevrijd ze van hun betekenis door ze te bewerken, te veranderen of te combineren met zuivere materialen, abstracte vormen of andere beelden. Zo ontstaan nieuwe betekenissen en als die een beetje onrustig zijn, dan geeft dat een goed gevoel. Dat onrustige is wel noodzakelijk. In ieder geval een nieuwe betekenis voor mij en als iemand er iets heel anders in ziet, prima, beter zelfs. Beelden die eenduidig zijn, soms ook door de titel te lezen, dat zijn beelden waar ik niet trots op ben.
Die nieuwe betekenissen veranderen of verdwijnen nog wel eens door de tijd die er over heen gaat of door nieuwe beelden die er op volgen. Ik werk altijd aan verschillende beelden tegelijk en achteraf blijkt dat ik vaak setjes van 3-5 beelden maak in een zelfde categorie. Dat is toeval maar wel zo gezellig voor die beelden, dan kunnen ze voortleven in een soort van groepje.
Het bovenmenselijke, dat waarvan we denken dat het er is en dat niet visueel tot ons komt, het intuïtieve, het niet te begrijpen en toch te bevatten, daar verhoud ik me graag toe. Maar ook het niet zuivere, het vuile, beetje kapotte, net scheef of fout, daar heb ik wel affiniteit mee. Dat heb ik nodig om nieuwe beelden te maken. Veel mislukt ook omdat ik de neiging heb het te af te willen maken en ik moet mezelf dwingen dat niet te doen. Ik ben wel een textuurfreak, huidjes maken, heerlijk. Toch moet ik me daarin leren beheersen want regelmatig wordt het te netjes, te mooi, teveel Linda. Een beeld is af als het een basiskracht heeft die affectie, interesse, tegenzin of bewondering veroorzaakt. Een glimlach is ook fijn maar niets is dodelijker dan dat het beeld iemand niets doet. Het werk krijgt zijn vrijheid als het is geëxposeerd en op mijn website is geplaatst. Soms verander ik er daarna nog wel eens iets aan. Of het dan beter wordt weet ik niet, maar in ieder geval is het meer naar mijn zin.
Het niet-bestaand gedachtegoed, dat spookt steeds door mijn hoofd heen. Soms staan beelden maanden in mijn werkplaats een beetje te staan en dan plots kijk je er anders tegenaan en voeg je iets toe waardoor het beeld af is. Ik wil de ruimte hebben om niet in te vullen. Wat jonge kinderen goed kunnen is iets waarmee ze spelen binnen een seconde van betekenis te laten veranderen, dat wil ik eigenlijk ook met mijn beelden, dat de betekenis steeds verandert afhankelijk van het moment.
Een beeld moet leiden naar iets wat nog niet bestaat, wat ik nog nooit gezien hebt. Als dat me bevalt, dan maak ik het. Dat maken kan wel even duren, het afmaken dan. Als de betekenis er is, is het een kwestie van hard doorwerken, laten drogen, enzovoorts, maar dat is techniek.
Frits Wielders, december 2018